Vierde generatie vluchtelingen zonder enig statuut. Je zult maar een Palestijn (in Libanon) zijn.
- Inge Dubois
- 4 jun 2020
- 10 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 8 jun 2020
Na de, bijwijlen, decadente aanblik van sommige straatbeelden in Beiroet, vandaag een heel andere realiteit. Een paar weken terug zag ik op Facebook dat Lucia, een kennis die we via Klimop (Fé haar lagere school) hebben leren kennen, een ontbijt organiseerde ten voordele van een Palestijns vluchtelingenkamp in Libanon. Ik liet haar weten dat we in de krokusvakantie op bezoek gingen bij mijn neef en ze vroeg mij of ik iets kon meenemen voor de zus van Fons die in dat kamp werkte. Uiteraard! Met plezier! Ik zette via whatsapp een communicatie op met Cecile (de zus) en in een mum van tijd hadden we afgesproken. Het moet bovendien lukken dat Jeroen al eens op bezoek geweest was bij Magda, één van de drie zusters die daar samenwonen. Magda, Martine en Cecile behoren tot de zusters van Nazareth, een kleine congregatie uit het Gentse met zo’n 43 zusters die op een aantal plaatsen in de wereld hun steentje proberen bij te dragen in de zorg voor de allerarmsten.
We vertrekken rond half tien thuis en rijden eerst nog even langs de Belgische ambassade waar Jeroen geld wil wisselen bij zijn collega. Wel leuk om te zien waar hij elke dag werkt. Want naast de feestjes en de vele interessante ontmoetingen die zijn job met zich meebrengt, is er natuurlijk ook nog een administratieve kant waar ook veel tijd en energie in kruipt maar minder interessant is om te vertellen. Zijn bureau heeft zicht op de Middellandse Zee en kijkt uit over de baai van Beiroet. Aan de andere kant zie je Byblos liggen (waar we morgen naartoe rijden). Ook erg confronterend is zijn verhaal over de energievoorziening van dit land. In de verte zie je vanuit zijn bureau twee heel grote schoorstenen staan waar donkere rook uitkomt. Dit is een steenkoolcentrale waarmee ze de basisvoorziening voor heel het land organiseren. Echter, elke dag, ook in het appartement van Jeroen, valt de electriciteit een paar keer uit omdat ze geen totale dekking hebben. Voor zo’n momenten hebben bijna alle gebouwen generatoren op diesel staan die het dan een tijdje overnemen tot de gewone stroom weer aangeleverd wordt (met als gevolg dat elektrische apparaten hier veel sneller stuk gaan door die stroom wissels). Echter, de uitstoot van die schoorstenen vormt écht een vaalbruine laag in de lucht die met het blote oog waarneembaar is. Het zijn ongefilterde roetdeeltjes van de centrales. Aandacht en zorg voor het milieu zijn hier echt geen topic.
Na het bezoek aan de ambassade begeven we ons in het hectische verkeer van de binnenstad. Jeroen heeft al de nodige assertiviteit ontwikkeld om hier met de auto te rijden. Rechts inhalen: wat is het probleem? Bumper-rijden is de norm. Fietsers zie je niet. Scooters heel beperkt. Werkelijk iedereen kiest voor de auto. Zo’n half uur later nemen we een afrit van de “autosnelweg” vlakbij het poepchique Hotel Royal en rijden we de heuvels in. Aan het bordje van de UNWRA (de UN organisatie die opgericht werd ten tijde van de Arabisch-Israëlische oorlog in 1948 bij de oprichting van Israël) herkennen we waar we precies moeten zijn. We parkeren de auto (ook altijd een uitdaging hier) en gaan naar het huis bij de ingang. Daar treffen we de zusters aan die ons één voor één staan op te wachten. Ze hebben zelfs geoefend op onze namen. Hoe lief is dat! Het is een bijzonder warm welkom met elk van hen. Lucia had ons getipt dat Cecile vandaag jarig is en dat kunnen we niet zomaar laten voorbijgaan. Naast de vele brieven en cadeautjes die we van haar thuisfront hebben meegenomen, hebben Nico, Fé en ik ook nog een financiële attentie voorzien en een usb-stick met 40 e-books (want blijkbaar leest ze graag op haar e-reader). Ze is er heel blij mee. We installeren ons in hun salon en delen onze verhalen. De zusters zijn één voor één heel dynamische vrouwen met een bijzonder straffe geschiedenis. Magda is al meer dan 50 jaar in Libanon en spreekt perfect Arabisch. Het is onwaarschijnlijk met hoeveel vuur ze spreekt over haar opdracht en bovendien is ze een vat vol humor. Heerlijk! Martine is afkomstig uit Moeskroen maar spreekt erg goed Nederlands, zij focust zich hoofdzakelijk op het huishouden en de administratie. De zusters worden heel beperkt ondersteund door hun congregatie maar daarnaast krijgt Magda ook nog een loon van een NGO uit Slowakije. Aan die NGO moeten ze maandelijks uitleggen wat ze precies allemaal gedaan hebben en waar ze middelen voor nodig hebben. Tussen één van de vele mensen die aan het huis van de zusters aankloppen, is trouwens een Slovaakse die hier een paar maanden vrijwilligerswerk doet. Ook zij sluit aan op ons gesprek waardoor we switchen van Nederlands naar Engels. Magda en Martine spreken onderling Frans, met de Slovaakse spreekt Martine dan weer Spaans en elk van de zusters spreekt een mondje Arabisch, de één al beter dan de ander. Cecile is het nog aan het leren. Ze is soms wat gefrustreerd dat het niet zo snel gaat en dat kan ik heel erg goed begrijpen. Arabisch is prachtig maar oh zo moeilijk: een heel andere logica dan de talen die wij kennen. Cecile is hier zo’n twee jaar geleden aangekomen nadat ze voordien jaren in Brusselse rusthuizen gewerkt heeft. Het was voor haar een beetje een midlife keuze om toch ook nog eens aan ontwikkelingssamenwerking te kunnen gaan doen. Vermits ze bij de zusters was en zij hier al zoveel jaren een post hadden, was dit voor haar een logische keuze. Ik merk aan alles dat ze geen spijt heeft van die keuze. Ze is hier helemaal op haar plaats. Door haar achtergrond als verpleegkundige neemt zij hier de verzorging op zich. Het valt me op hoe de zusters letterlijk zonder woorden met elkaar kunnen communiceren. Ieder kent zijn rol. Wanneer er iemand voor de deur staat, is het voor hen heel duidelijk wie wat op zich zal nemen. Veel mensen komen aankloppen voor medicijnen, voor vraag naar kleren, ... Een Syrische vrouw komt een valies vragen omdat ze beslist hebben om terug te keren. Het kamp heeft jarenlang hoofdzakelijk Palestijnen en ook veel arme Libanezen gehuisvest. Wat ze gemeenschappelijk hadden was dat het allemaal Christenen waren. Ondertussen zijn hier door de oorlog in Syrië ook veel Syrische vluchtelingen bijgekomen (meestal Moslims). De situatie voor deze mensen is anders dan die van de Palestijnen. Zij zullen in principe nog terug naar hun land kunnen. Iets wat nu mondjesmaat aan het gebeuren is, afhankelijk van de regio vanwaar ze afkomstig waren en de middelen waarover ze beschikken om terug te keren. De Palestijnse vluchtelingen zijn echter een heel andere zaak. Velen kunnen gewoon niet meer terug want de streek waarvan ze afkomstig zijn, is nu Israël (vaak zelfs niet eens bezet gebied, maar puur Israël). Echter, Libanon wil hen ook niet laten integreren en de Libanese nationaliteit geven en dus zitten ze in een vacuüm. In dit kamp leeft ondertussen de 4e generatie. Je hebt dus heel veel mensen die in het kamp geboren worden en nooit iets anders gekend hebben. Oorspronkelijk was dit kamp opgetrokken uit tenten maar door de jaren heen zijn er meer en meer “huisachtige” constructies ontstaan waardoor je een soort quasi-permanent dorp krijgt. De gronden waarop het kamp gebouwd werd behoren toe aan de Maronitische Paters (soort Christenen) die bovenaan de heuvel wonen. Toen ik dit hoorde was mijn eerste reactie: oef. Zij zullen het kamp dus tolereren gezien het feit dat ze paters zijn want rond het kamp zie je “luxe” appartementen, een hotel en een grote feestzaal opduiken. Echter, de zusters vertellen ons dat de paters het kamp helemaal niet genegen zijn en het liever zouden zien verdwijnen. De mogelijke dollars wegen voor de paters zwaarder door dan het leed van deze mensen. In 1948 hadden ze een concessie gegeven voor 99 jaar vruchtgebruik van deze site. Ondertussen zijn we 72 jaar verder en wat niemand had verwacht is nog altijd zo: de vluchtelingen zijn er nog. Je kan er dus van op aan dat de paters binnen 17 jaar de gronden zullen willen verkopen. We kunnen alleen maar hopen dat er tegen dan een statuut is voor deze mensen en alle anderen in de kampen in Libanon. Dit is mensonwaardig. Temeer omdat hen ook grotendeels het recht op werken ontnomen wordt en ze geen toegang hebben tot onderwijs en gezondheidszorg. De UNWRA werd destijds opgericht om deze zaken wat te voorzien maar in de loop van de jaren, en zeker de laatste paar jaren, zijn de fondsen voor UNWRA zo fel geslonken (onder meer door het beleid van Trump en zijn pro-Israëlische houding) dat het werk van onze zusters nog veel belangrijker wordt.
De zusters hebben écht alles voorzien om er voor ons een onvergetelijke dag van te maken. Eén van de mensen uit het kamp heeft gekookt en dat ze in Libanon kunnen koken dat weten we al. Ook hier, zelfs hier, eten we bijzonder lekker. Alles is vegetarisch omdat het vandaag de eerste dag is van de Maronitische vasten (een strekking binnen de katholieke kerk). Dat is ook de reden waarom mensen vandaag met een groot grijs askruis op hun voorhoofd rondlopen. De Slovaakse dame schuift mee aan tafel en zo ook Georges, een Palestijnse man die al heel zijn leven in het kamp woont en die als kleine jongen zijn vader op gruwelijke wijze vermoord heeft zien worden. Georges heeft ook twee tweelingzussen die op hun zes weken door de zusters van Nazareth naar België zijn gebracht en door hen zijn grootgebracht. De zussen hebben ondertussen in België een gezin en een goed leven. Onwaarschijnlijk hoe verschillend hun lot is tegenover dat van hun broer. Gelukkig zijn er de zusters om aan Georges, die ondertussen een man van meer dan 50 jaar oud is, de nodige zorg en aandacht te geven. We krijgen linzensoep en vervolgens typisch Libanese gerechten met onder meer opgerolde wijnbladeren met rijst gevuld, kikkererwten, hummus, koolsla, een soort vegetarische taart en als afsluiter sinaasappels uit de tuin van de zusters. Zij proberen een beetje groenten en fruit te kweken op een klein stukje grond. Zuster Magda wou vorig jaar ook konijnen kweken en had hiervoor een hokje laten bouwen als winterverblijf voor de konijnen. Iemand moet dit hebben doorgegeven aan de politie die op een dag is komen aankloppen bij de zusters omdat ze gehoord hadden dat ze aan het bouwen waren. In het kamp mag er namelijk niks aan de gebouwen gebeuren omdat Libanon nog altijd verwacht dat dit een tijdelijk kamp is. Toen de politie-agenten echter zagen waarvoor ze gekomen waren (een konijnenhok) was er toch wel een vorm van plaatsvervangende schaamte. Magda vertelt het met veel humor en pretlichtjes in haar ogen maar eigenlijk is het ook een intriest verhaal. Na de middag gaan we op wandel in het kamp. We bezoeken een tiental families met elk hun eigen verhaal. De één woont al “iets” beter dan de ander maar alle huizen zijn er erg triest aan toe: heel vaak gewoon golfdaken, altijd vochtig, soms slechts één kamer met aftandse zetels, een bed, plastic stoelen en vuil tapijt op de grond, soms een paar kamers maar altijd tristesse. En toch ben je ongelofelijk welkom. Het voelt altijd wat dubbel maar mensen zijn toch ook blij als je eens langskomt en een praatje maakt. Fé had op school de opdracht gekregen om een dagje vrijwilligerswerk te doen en had haar leerkracht godsdienst gevraagd of het ok was dat ze dit zou doen in dit vluchtelingenkamp. Uiteraard ok. Wij hebben dan altijd de neiging om “fysiek” werk te willen doen maar de zusters wijzen ons er meermaals op dat wat wij nu doen ook echt wel bijdraagt en nuttig is. We geloven het graag. Meer nog: we merken het aan de gezichten. De verschillende “huizen” zijn soms letterlijk op en boven elkaar gebouwd tegen de heuvelwand. In heel het kamp zijn vier straten en voor de rest vooral heel veel smalle steegjes. Echt een kluwen. En dan is dit nog geen echt groot kamp. In het eerste huis krijg ik een pasgeboren baby in mijn armen, Theo. Een prachtig jongetje. De mama heeft al een zoontje van drie jaar en is destijds moeten trouwen met de vader. Ze wonen en slapen allemaal in één ruimte, boven het huis van haar schoonouders. We ontmoeten ook een meisje van 27 wiens tweelingzus binnenkort trouwt maar wat voor haar nooit zal weggelegd zijn. Zij heeft namelijk een genetische ziekte die ervoor zorgt dat ze heel dikke knobbels op haar gezicht en handen heeft waardoor haar uiterlijk echt wel niet evident is in deze maatschappij. Echter, sinds een paar maanden heeft ze ontdekt dat ze een uitzonderlijk talent heeft. Ze kan namelijk bijzonder goed tekenen en schilderen. We krijgen een paar werken te zien en het moet gezegd: écht prachtig! Ondertussen heeft ze via de UN een ‘teacher’ die haar techniek komt verfijnen. Een heel mooi verhaal. Zeker als je dan nog weet dat haar vader zijn beide benen kwijt is en permanent aan zijn bed gekluisterd is. De moeder werkt als poetsvrouw in het UNWRA secretariaat. Haar eigen huis was, ondanks de manier waarop het gebouwd werd, ook bijzonder netjes. Zoveel bewondering voor deze mensen. In één van de winkeltjes in het kamp ontmoeten we de vrouw die ons middageten heeft bereid. Zij heeft samen met haar man 18 jaar in Libië gewerkt en zijn sinds een paar jaar terug naar “huis” gekomen. Ze hebben geen kinderen maar zorgen heel goed voor elkaar. Haar man heeft een kniekanker gehad en is niet meer zo mobiel. Maar ook hier opnieuw: humor en verhalen. We krijgen een drankje aangeboden dat we onder geen beding mogen betalen. Wanneer ik dan beslis om in de winkel wat nootjes te kopen en haar op die manier toch te compenseren en wat extra’s toe te stoppen, is er ook geen manier om haar het geld te doen aannemen. Zelfs niet als we het achterlaten op haar toonbank want ze komt ons achterna gelopen om het terug te geven. Enfin, de zusters zullen het gebruiken voor de diabetes-medicijnen die haar man nodig heeft. En zo hebben we nog een paar bezoeken met telkens andere verhalen. We drinken Arabische koffie op het ziekbed van een vrouw die nu door haar zoon verzorgd wordt. Ze is al meerdere keren aan de dood ontsnapt maar hij blijft voor haar zorgen en sleurt haar erdoor. Zelf heeft hij een herstelplaats voor electronica-materiaal en staat heel zijn kamer vol met allerlei spullen. Hij heeft zijn opleiding gekregen via een initiatief van een lokale NGO die mensen een vak aanleert. Zeker ook een manier om een beetje aan de armoede te ontsnappen. Hoewel ik het niet verwacht had op voorhand, heeft deze dag mij niet triest gemaakt. Kwaad soms wel. Opstandig en gefrustreerd ook wel. Maar wat mij vooral zal bijblijven is hoe mensen er zo goed in slagen om binnen de ‘settings’ die ze hebben er het beste van te maken. Diep diep respect voor zij die het moeten doen met een fractie van wat wij hebben. En evenveel respect voor wat de zusters doen. Iets voor zessen nemen we afscheid. Ze hebben om 18u hun gebedsdienst voor de vasten. We spreken af dat we deze week nog eens zullen langskomen want ze hebben nog iets wat ze graag met ons willen meegeven naar België. En ook Fé haar blad voor school willen ze niet gewoon ondertekenen en afstempelen maar willen er graag de tijd voor nemen om in te vullen.
Rond 18u30 zijn we terug op “ons” appartement en ploffen we in de zetel. Wat een dag. We drinken een glas wijn en praten verder over de geschiedenis en de politieke situatie. Deze week is voor Fé (en voor ons!) een onderdompeling in geopolitiek op het hoogste niveau in combinatie met de geschiedenis van voor Alexander de Grote tot de meest recente gebeurtenissen. Na onze apero hijsen we ons terug uit de zetel en wandelen we naar het nabijgelegen shoppingcenter voor ons avondeten. In een binnen-buiten setting (het dak van het shoppingcenter is half open) krijgen we weer voortreffelijke Libanese gerechten voorgeschoteld. Lucky bastards.
Comments