Hida-beef in Shirakawa. Jellyfish in Chiragama.
- Inge Dubois
- 14 aug 2018
- 7 minuten om te lezen
Het was zowaar koud vannacht. We zitten dan ook in de bergen. Een t-shirt en een lakentje waren nodig. Het park was een prima plek om te slapen: stil en donker. In de ochtend worden we wel gewekt door Japanse tieners die hier op een soort “speelplein-werking/kamp” zijn. Al valt het op dat ze hun gezang en gesprekken wel discreet proberen houden. We ontbijten aan de camper. Om 8u30 willen we aan de ingang van Hida No Sato staan. Dit is een openluchtmuseum waar ze de heel oude houten huizen uit de omliggende bergen heropgebouwd hebben. Het geeft ons een mooi beeld hoe mensen in de bergdorpen hier eeuwen geleefd hebben. De buitenkant van de huizen is mooi maar ik ben vooral onder de indruk van de binnenkant: grote open ruimtes, afgescheiden door schuifdeuren waardoor je met de ruimte kan spelen. Allemaal in prachtig donker hout en met tatami matten op de grond. Het feit dat je op heel veel plaatsen in Japan je schoenen moet uitdoen om ergens binnen te gaan, vinden wij heerlijk. Het zorgt voor afwisseling aan je voeten en het gevoel van een tatami is prettig aan je voetzolen. We wandelen anderhalf uur rond in het park en rijden dan richting Shirakawa. Dit bergdorp is Unesco Werelderfgoed omdat de heel oude huizen nog zo mooi intakt gebleven zijn. Typerend zijn de houten A-vormige huizen met een strooien dak. Tijdens de wintermaanden ligt hier soms tot twee meter sneeuw en is het dorp bij momenten onbereikbaar. De hoogste toppen van de Japanse Alpen omringen ons nu (pieken tot 3200 meter). Al zo’n 4 kilometer voor de parkings is het aanschuiven geblazen. Gelukkig neemt Koen een andere weg en stellen we tot twee keer toe vast dat Japanners niet voor “sluipwegen” kiezen. Wij Belgen rijden allevier met Waze en kennen niks anders. Ik onthou me hier van enig commentaar wat beter of slechter is. Shirakawa is een boerendorp waar mensen nog in huizen wonen zoals een paar honderd jaar terug. De houten huizen staan tussen de felgroene rijstvelden die met een heel irrigatiesysteem zijn dooraderd. Het is er prachtig. Postkaartsettings. Koen en Nico maken nog een paar klassiekers van foto’s. Voor we naar de andere kant van het dorp wandelen, willen we eerst lunchen. We gaan een restaurant binnen maar zijn even snel terug buiten. Net ervoor had de dame ons al van haar parking weggejaagd (er stond wel een bordje dat je niet op de parking mocht maar we hadden dit niet gezien) en nu maakt ze ons duidelijk dat ze geen Engelse menukaart heeft (lees: ik wil geen toeristen of toch zeker jullie niet). We klasseren haar in de paria-categorie van onvriendelijke Japanners. Aan de overkant van het kanaaltje staat een gelijkaardig huis dat ook als restaurant ingericht is. Daar treffen we een veel vriendelijkere dame (zoals 99% van de Japanners) die ons laat weten dat we binnen 30 minuten een tafel op de tatami kunnen hebben. We maken nog een wandelingetje en koelen onze voeten af in de irrigatiekanaaltjes van de rijstvelden. Doet deugd. Een half uur later staat onze tafel klaar en kunnen we onze schoenen in het daarvoor voorziene rekje plaatsen. De lokale specialiteit is Hida-beef. Gisteren in Takagawa was dit nog redelijk duur, hier staat dit op de kaart in een menu van 15 euro pp. We krijgen allemaal een dienblad met daarop een vuurtje met een pannetje op. Daarin liggen 5 dunne schijfjes overheerlijk vlees. Een heel aparte smaak. Verder nog shii-takes in wasabi, een miso-soepje (we leren dat miso “water” betekent), gepekelde groenten en een mooie kom rijst. Smullen. De setting is ook heel leuk. Een hele maaltijd in kleermakerszit lukt ons niet maar met de benen onder de lage tafel geschoven hebben we het prima naar onze zin. Sophie en ik drinken een biertje, de chauffeurs gaan voor non-alcohol. Hier krijgen we geen water aangeboden maar een typische Japanse bruine thee. Opnieuw een perfecte maaltijd. Het eten met chopsticks gaat ons ook al veel beter af. Er is hier echter een “ranzig” kantje aan. Jaarlijks worden 24 biljoen paar wegwerp chopsticks verkocht. Tijdens de productie hiervan gebruikt men ongeveer 13 miljoen bomen per jaar, een groot probleem voor de ontbossing. Dit betekent zo’n 200 paar chopsticks per persoon. Deze houten eetstokjes hebben een gemiddelde gebruiksduur van 10 minuten… En puur om hun hygiëne-fetish gooien ze die terug weg. Na de lunch wandelen we naar de andere kant van het dorp. Hier nog veel meer traditionele huizen, een tempel met pleintje ervoor met grote cederbomen en een hangbrug over de rivier. Deze brug hadden we ook al gezien van op onze parkeerplek en Sophie had toen al geopperd dat we misschien terug konden via het water. Dit was iets wat we niet meer moesten herhalen voor de kinderen. Zonder verder overleg volgen we hen in het afdalen naar de rivier. Deze ligt vol met grote keien. Op de droge stukken lukt het aardig maar de natte stenen zijn bijzonder glibberig. Ik heb gelukkig mijn teva’s aan. De kinderen hebben sportschoenen aan en trekken zich niks aan van het feit dat ze nat worden. Nico, Sophie en Koen doen hun schoenen uit en moeten dus blootvoets verder. Het leek makkelijker dan het uiteindelijk was. Je moest je echt met handen en voeten de overkant bereiken en zorgen dat je niet uitgleed. Uiteindelijk lukt het ons allemaal. Wat een idee! Maar wel leuk. Rond 16u vertrekken we uit Shirakawa en laten de Japanse Alpen achter ons. De naam van deze bergen creëert foute verwachtingen als je hierdoor de vergelijking maakt met de Europese Alpen. Het zijn prachtige bergen die echter veel groener en ook minder hoog zijn dan hun Europese varianten. Wij hebben er zeker van genoten. De wegen er naar toe bevatten best veel tunnels waardoor je er goed aan doet om veel stops in te lassen om alles te bekijken want tijdens het rijden kan je niet altijd veel zien. Heel snel na de bergen komen we terug in “verstedelijkt” gebied. We rijden niet rechtstreeks naar Kanazawa zoals de meesten doen, maar maken nog een ommetje via het schiereiland ten Noorden ervan. In een reisverslag had ik gelezen dat je er op het strand kon rijden met je auto en aan de zee kon overnachten met je camper. Dit lijkt ons wel leuk. Na een kleine twee uur rijden staan we vanuit de bergen aan de zee. Deze keer niet de Pacific Ocean maar wel de Japanse Zee. De overkant van het water is Zuid- & Noord-Korea en iets meer naar het Noorden ligt Vladivostok (Rusland). We rijden naar het beginpunt van de 9 kilometer lange Chirihama Nagissa Driveway. De timing is perfect. De zon is net aan het ondergaan. De hemel kleurt prachtig rood, paars en donkerblauw. Het water van de zee is opvallend rustig. In niks te vergelijken met de Stille Oceaan die we in Koshigoe aangetroffen hebben. Je kan hier best ver in het water wandelen, wat we dan ook doen met een aantal van ons. Ik ga met Witse zo diep als we kunnen zonder onze kleren nat te maken. Fé en Kato volgen ons. Het levert heel mooie beelden op bij zonsondergang. Wanneer Witse terugkeert, voelt hij een prik op zijn voet. Onmiddellijk wordt de voet dik en rood en brandt het enorm. Duidelijk een beet van een kwal. Shit! Mocht dit bij ons in de Noordzee zijn dan weet je dat het eventjes vervelend is maar verder geen kwaad kan. Hier zit je toch in andere oorden. Aan de andere kant: dit is Japan. Mocht er ook maar één risico op gevaarlijke kwallen geweest zijn, zou er direct een algemeen verbod op pootjebaden gekomen zijn. Dit was er niet. Koen legt met handen en voeten en google translate uit aan de mensen die naast ons staan wat er gebeurd is en krijg het advies om naar de “drugstore” te rijden op zo’n 10 minuten van het strand. We vinden de winkel makkelijk. Ook hier weer niemand die Engels praat. Ondanks het feit dat één van de medewerkers een apotheker lijkt te zijn. We krijgen een zalf mee en de geruststelling dat het een “gewone” kwal was. De pijn lijkt ook wat weg te trekken bij Witse. Het is ondertusen halfacht. Veel is hier niet in de buurt. We kopen een slaatje in de supermarkt en eten het op bij onze camper. Nu nog een onsen zoeken zodat we ons wat kunnen wassen. Op de kaart staat een “spa” bij een hotel. We rijden daarheen maar de receptioniste maakt ons vriendelijk duidelijk dat we daar niet terecht kunnen. In het dorp even verderop zijn wel lokale dorpsonsen. Prima voor ons. We willen ons vooral gewoon wassen. Luxe hoeft niet. De onsen zijn duidelijk ergens opgericht in de jaren zeventig en de tijd is er dan ook blijven stilstaan. Ouderwets maar wel netjes. Toch zijn er ook wel een aantal kranen die minder goed werken en is het bloedheet in de ruimte. We wassen onszelf, gaan even kort in het bad en staan 45 min later alweer in de inkomhall. Terwijl we op de mannen wachten, amuseren we ons met een retro-massagestoel, een toestel om je bloeddruk te meten (waar we even vreesden dat Fé niet meer uit zou geraken), draaiende leren stoelen en het bewonderen van het antieke interieur. In de inkomhall staat een grote autozetel met een tafeltje ervoor. Hierin zit een afzuigsysteem verwerkt. Dit is het hoekje voor de rokers. Prima! Zo storen ze geen andere gasten. Volledig Japans om zoiets te maken. Na de onsen zoeken we nog een slaapplek. We willen graag wakker worden met zicht op zee. Het is een kwartiertje rijden en we passeren een piepklein tunneltje waar onze verhoogde camper maar net doorheen kan, maar uiteindelijk vinden we wel een prima plek met zicht op zee. Het is ondertussen bijna middernacht. Ik kijk nu al uit naar het wakker worden morgenvroeg.
Comments