Pumba, Tembo & Simba: Hakuna matata!
- Inge Dubois
- 17 aug 2017
- 9 minuten om te lezen
donderdag 17 augustus
De wekker loopt af om halfzes en quasi onmiddellijk horen we het luide gegrom van nijlpaarden. Back to reality. Extra uitkijken dus als je uit je tent komt. Om 6u moeten we aan de receptie zijn waar onze packed breakfast en lunch netjes klaar staan. We krijgen nog een take-away beker koffie mee en kunnen vertrekken. Om 7u is de eerste ferry. We proberen om deze te halen door al om 6u20 op de campsite te vertrekken. Dit is een heel mooi verblijf geweest. Idealiter konden we hier nog een nachtje extra doorbrengen maar ons engagement tegenover de gemeenschap in Namwendwa roept. We moeten dus gaan. Maar niet zonder eerst nog een gamedrive te doen. De veerdienst van 7u is al volzet maar de volgende kunnen we wel mee. Het is uiteindelijk 8u15 als we aan het lokaal van UWA zijn om een guide te regelen. Voor 20 dollar krijgen we een persoonlijke gids mee in onze auto. Vermits het wild hier een stuk moeilijker te spotten is dan in Namibië vinden we dit een prima idee. Terwijl Kato, Fé en ik aan het betalen zijn, staan Sophie en Witse bij de auto’s en zien we met z’n allen hoe een grijpgrage baviaan de koffie van Koen steelt van de motorkap en deze helemaal uitgiet. Koen, die de baviaan al lieflijk omgedoopt heeft tot gataap is zich van geen kwaad bewust tot hij terugkeert van toilet … zijn afkeer voor de beesten is er niet bepaald minder op geworden.
De gids die uiteindelijk met ons meegaat is Charles. Een kleine zwarte man die al 17 jaar deze job doet. Zijn Engels is prima dus wij zijn blij. Het allereerste plan is om naar de sectie van de leeuwen te gaan. Dit is best ver in dit park dat ongeveer zo groot is als heel Vlaanderen. Onderweg zien we al olifanten en giraffen op de prachtige open savanne. De talrijke palmbomen die er staan zijn allemaal “geplant” door droppings van de olifant. Zij vinden de vruchten van de palmboom heel lekker en zorgen op die manier voor de verdere uitbreiding van de palmbomen op de Afrikaanse savanne. Charles communiceert met zijn collega gidsen en laat ons weten dat er leeuwen gespot zijn. We zijn uiteindelijk net op tijd voor een leeuw die na zo’n 5 minuten naar de bosjes verdwijnt. Met het blote oog kunnen we het beest zien maar het is nog veel interessanter en mooier met een verrekijker of camera. Yes! Het geluk wordt nog groter als we een beetje verderop twee mooie leeuwinnen zien liggen. Ze staren ons écht aan. Ernaast zien we een mannetjesleeuw bovenop een leeuwin … geweldige taferelen. Het is allemaal wat verder dan in Namibië destijds maar oh wat is dit toch weer mooi! We ontdekken dat de namen van de dieren uit The Lion King eigenlijk gewoon Swahili zijn. Ik hoorde Charles in zijn eigen taal met zijn collega’s praten terwijl hij regelmatig het woord “simba” liet vallen. Zo hebben we de link gelegd: Timbo is olifant, Simba is leeuw, Pumba is een wrattenzwijn. Ook “Hakuna Matata” is Swahili voor “no worries”. Swahili is trouwens de taal voor “business” in Afrika. De meeste Afrikanen kennen wel een beetje Swahili. Het gekende festival Polé Polé betekent trouwens ook “easy, easy” net zoals Djembo, Djembo “hallo” betekent.
Even verderop komen we bij de Nijl waar we een “bush toilet” stop houden terwijl de nijlpaarden voor ons in het water liggen te snoezen. Koen neemt een paar portretjes van ons. We spreken met Charles af dat hij ook met ons naar de “top of the falls” gaat zodat we de Murchisson falls ook eens langs die kant kunnen bekijken. Voor wat dat kunnen doen moet hij wel nog even langs zijn werkplaats om andere kleren aan te doen. Hij is nu in zijn UWA uniform maar kan hiermee niet naar de dorpen buiten het park gaan. De relatie met de dorpelingen is niet altijd even goed. Net als in Lake Mburo is dit National Park ontstaan doordat de mens er zo’n 100 jaar geleden is weggetrokken om wille van de tseetseevlieg die ontzettend veel slachtoffers eiste. Doordat er geen mensen meer waren had het wildlife kans om aan te groeien. In de tweede helft van de vorige eeuw werd de situatie terug beter en wilden de mensen terug naar hun oorspronkelijke gronden maar kon dit niet omdat het ondertussen National Park geworden is. Omdat de bevolking zo arm is, is het stropen -hoewel onwettig- nog altijd een lucratieve activiteit voor de locals. Er zijn zo’n 20 guides en 100 rangers van UWA in het park die proberen om dit te vermijden. Zij zijn dus letterlijk de vijand van de stropers. Wanneer eenzelfde stroper twee tot drie keer betrapt wordt, wordt hij zelf doodgeschoten en aan de dieren “gegeven”. Veel dorpelingen hebben al een familielid op die manier verloren. Uniformen van de UWA zien ze dus niet graag. Wrede toestanden allemaal. De rit naar de top van de waterval gaat door graslanden waar je heel ver kan kijken. In sommige stukken zijn ze bezaaid met palmbomen, in andere staat er nauwelijks een boom. Wildlife kan je dan ook heel makkelijk spotten als het er is. We zien talloze giraffen, een paar olifanten waarvan enkele heel dicht, buffels en allerlei hertensoorten in grote getale. We maken ook kennis met het Jackson hartebeest, een soort hert met heel lange smalle kop en bovendien een heel dom beest want het loopt weg voor leeuwen maar als het mooi gras ziet blijft het staan en lijkt het vergeten te zijn waarom het aan het lopen was). Boven bij de waterval is het écht een invasie van “tsetse" vliegen. Rotbeesten. We spuiten ons in en moeten vaststellen dat “deet” écht wel werkt want ze komen niet meer op ons zitten. De kracht van de Nijl bovenaan de waterval is indrukwekkend. Het water kolkt en bruist. We nemen een paar foto’s en moeten dan weer doorrijden want onze permit verloopt om 14u. Bovendien is het toch te heet en zijn de vliegen vervelend. Iets over halftwee zijn we aan de gate. Een half uur later en we hadden we een nieuwe permit van 100 dollar (voor ons drie) aan ons been. Net voorbij de gate duiken de eerste dorpen terug op en moeten we weer beginnen aan ons dagelijkse rondje “handjes zwaaien”. Wanneer er plots drie kinderen uit het gras opduiken (gebeurt hier constant) en ik ook naar hen wil zwaaien, zie ik de angst in hun ogen en spurten ze pijlsnel weg. Charles had het ook gezien en zegt mij dat deze kinderen nauwelijks blanken zien (deze gate wordt heel weinig gebruikt door toeristen, de meesten gaan via de grote weg) en dat zij geloven dat blanken hen “OPETEN”. Serieus? Ik zou het niet geloofd hebben, mocht ik hun blik niet gezien hebben. Help!
Langs de highway zetten we Charles af. Hij zal een taxi en bodaboda terug naar zijn dorp nemen. We geven hem hiervoor de nodige Oegandese shillings. Toffe gast. Getrouwd, drie kinderen en “only” 2 girlfriend … ’t zijn sjarels hier op dat vlak! Een Oegandese man kan zelf kiezen hoeveel vrouwen hij wil.
Omdat het ondertussen al bijna 14u30 is en we nog niet gegeten hebben houden we halt langs de weg. Een lokaal hotel met bar staat ons toe om een drankje te drinken en ondertussen ons lunchpakket van de lodge op te eten. Perfecte oplossing. De rest van de namiddag rijden we richting Lira op één van de beste wegen die we tot hier toe gehad hebben. Enkel naar het einde beginnen de grote putten in het wegdek weer op te doemen. Je moet er écht wel voor opletten want als je er met je wiel in komt, geeft het een enorme klap. Het is 17u als we in Lira aankomen. Ons logement hier vanavond is familie van Pieter en Lobke van het Viavia café. We kunnen met onze tenten in de tuin slapen. We hebben op een bepaald punt afgesproken maar gelukkig is er de gsm om elkaar te vinden. Onze Oegandese gsm hebben we hier al regelmatig kunnen gebruiken. Zeker geen luxe om deze te hebben. Susanne komt ons ophalen: een statige Afrikaanse dame in een mooi kleedje en met de nodige make-up en juwelen. We hadden al niet verwacht dat we in een arm gezin zouden terecht komen maar afgaande op het voorkomen van haar, komt het allemaal in orde. Ze rijdt met ons mee tot aan haar huis. Tussen échte hutjes aan de rand van de stad, hebben ze een stuk grond met wat gras op en een bakstenen huis. De muzungu die aankomen lokken onmiddellijk de blikken van tientallen kinderen die letterlijk door de haag zitten te kijken. Er worden stoelen aangerukt, een tapijt uitgerold en we krijgen passievruchtensap. Susanne toont ons de toiletten en de douche … yeah right. Het verschil met onze eerste indruk is gigantisch groot: vieze toiletten, vuile douche. Ze excuseert zich en laat “de meid” roepen om alles schoon te maken. Die “meid” blijkt één van de twee meisjes te zijn die zij “relatives” noemen: in ruil van kost en inwoon moeten ze huishoudelijke taken doen. Ook het huis zelf is aan de binnenkant enorm armoedig. Het is zo’n vreemde combinatie want als Jasper, de man des huizes, dan thuiskomt, zien we hem ook opnieuw in propere kleren met een strak pak bij zich op de bodaboda. De kinderen Mathew (3 jaar) en Melissa (9 jaar) zien er ook heel netjes uit. Ze hebben nog twee andere zonen die op kostschool in Kampala zitten. Susanne twijfelde of het voor ons wel veilig zou zijn om met onze tenten daar gewoon te staan. Zij hebben geen “security”. Wij zien het probleem niet. Als Jasper dan voorstelt om tot vlakbij het huis te rijden en ons daar te installeren is iedereen gerust gesteld. Ze kijken hun ogen uit als wij onze tenten open klappen op het dak van onze auto. Ze bieden aan om in bedden van hen te slapen maar wij bedanken. Geef ons maar onze vertrouwde propere (hoewel …) tent! Douchen is niet echt een optie want geen water en in de toiletten zitten gigantische kakkerlakken dus daar wil je ook zo kort mogelijk zijn. Het zal dus moeten volstaan om frisse kleren aan te trekken en wat deo te spuiten. Ik val nog pardoes op mijn poep wanneer ik uitglij op een stuk modder. Niks aan de hand, wel een vuile broek en vuile schoenen en voeten. Rond 20u kunnen we samen met hen eten. Er worden een tiental potten op tafel gezet, Melissa bidt voor ons allen en dan kunnen we nemen. Het eten is “delicious”. We krijgen cassave, pocho (een soort maismeel), groene gestoofde groenten die lijken op spinazie, beef in een lekkere saus, rijst, pindasaus en boontjes. Susanne kan duidelijk heel goed koken. Het water dat ons aangeboden werd, zou gekookt zijn (hebben we gevraagd) maar de grote ijsblokken die erin drijven vertrouwen we toch niet helemaal. We beperken ons tot eens nippen van het glas. Iedereen eet met smaak. Sommigen gaan helemaal Oegandees door met de handen te eten. Ze gebruiken hun rijst en geprakte aardappelen om de rest te nemen met hun vingers. Voor en na het eten gaat een plastic kom rond om je handen te wassen. Als dessert brachten ze nog gele zoete bananen. Als dank voor hun gastvrijheid hadden we twee flessen Oegandese (!!) wijn gekocht in een supermarktje bij een tankstation. Eén van de flessen willen ze samen met ons opdrinken. Ze hebben helaas geen kurkentrekker. Omdat wij ons kunnen behelpen met ons zakmes, geven we de kurkentrekker die bij onze campingkit zit (we zullen die dan maar als verloren opgeven aan de autoverhuur-maatschappij, is nog maar een kleine compensatie voor de auto-troubles die we al gehad hebben). Ze zijn heel blij met de kurkentrekker en kijken aandachtig toe hoe Fé met haar zakmes de fles wijn opent. Zo weten ze ook hoe ze later de volgende moeten openen. We hebben een “dry red wine” gekocht maar deze blijkt toch nog wel vrij zoet te zijn. Hij is drinkbaar (maar deze moet je niet importeren Christophe!). De avond verloopt een beetje vreemd. Iedere keer als we een vraag stellen om een gesprek op te starten, krijgen we gewoon één antwoord terug. Er vallen soms eens ongemakkelijke stiltes maar we doen ons best om hen toch af en toe eens wat te vragen stellen en maar beperkt Nederlands te praten onder elkaar. Wanneer we vragen wat Jasper doet als beroep, zegt hij “little farmer”. Omdat ik geen landbouwgrond zie vraag ik waar hij dat dan doet. Ik krijg als antwoord: “soms eens hier rond het huis, soms eens ergens anders”. Als ik hem vraag waar hij de afgelopen twee dagen geweest is (want hij was weg van huis) zegt hij dat hij uit het Noorden van Oeganda komt en op een “trip” geweest is (not for business). Heuh? We begrijpen het allemaal niet zo goed. Ze hebben het duidelijk niet slecht (hij loopt met twee smartphones rond). Waarvan leven ze dan??? We komen het nooit te weten want ook de volgende dag lost hij hier niks over. Fé en Melissa schieten heel goed op met elkaar. Ik vind het heerlijk om zien hoe Fé zich zo makkelijk aanpast aan kinderen en altijd wel een spel weet op te starten. Een heel mooie eigenschap die dankzij Klimop en Hejoka ten volle tot bloei komt in deze omstandigheden! Koen haalt zijn gitaar nog eens uit en Matthew kijkt er gefascineerd naar. Hij speelt altijd “rockstar” met een riek als gitaar en nu kan hij voorzichtig eens proberen op een echte! Rond 22u zijn we allemaal moe (al een heel lange dag) en we gaan slapen.
PS. HAPPY BIRTHDAY LEONIE!
Kommentare